12. De Reformatie in Enschede

Stadsgeschiedenis

De 16e eeuw kenmerkt zich door de opkomst van andere godsdienstige gezindten dan de rooms-katholieke. Aanhangers van kerkhervormers als Luther en Calvijn verbreiden in de loop van de eeuw hun denkbeelden. In de Nederlanden leidt de kerkhervorming tot de stichting van protestantse gemeenten die vooral zijn beïnvloed door de leer van Calvijn. In 1566 vindt de Beeldenstorm plaats. Rooms-katholieke kerken worden, in sommige plaatsen met geweld, ontdaan van onder meer de heiligenbeelden (de ‘santenkraam’). In Twente is van een Beeldenstorm niet of nauwelijks sprake.

Een geheel eigen positie wordt ingenomen door de doopsgezinden, die zowel qua opvattingen als qua levensstijl nogal afwijken van de lutherse en gereformeerde protestanten. Radicale praktijken als die van de ‘wederdopers’ in Münster (1534-1535) zijn de oorzaak van vervolgingen op brede schaal, ook in de Nederlandse gewesten. Vredelievende doopsgezinden (mennonieten) onder leiding van Menno Simons uit Witmarsum krijgen echter al gauw de overhand.

In Twente is het rooms-katholieke gedachtegoed niet erg sterk geworteld; de reformatie slaat echter ook niet echt aan.

Gewelddadigheden van de zijde van ongeregelde Spaanse, zowel als van Staatse troepen op het Twentse platteland zijn daaraan niet vreemd.

Eerst na de veldtocht van prins Maurits die in 1597 het oosten van Twente onder controle brengt van de Republiek komt het tot een officiële overgang naar het protestantisme als publieke religie.

In de periode 1605–1626, wanneer Twente deels weer onder Spaans bestuur staat, tracht Philippus Rovenius, vicaris-generaal van het bisdom Deventer, vanuit Oldenzaal de r.-k. kerk weer te ontdoen van protestantse invloeden. In feite wordt de reformatie pas hervat na de herovering van onder meer Enschede door Ernst Casimir in 1626. Vooral het gebied rond Oldenzaal (w.o. Lonneker) is echter tot op de dag van vandaag in hoofdzaak rooms-katholiek gebleven.

In het aangrenzende deel van Duitsland (het graafschap Steinfurt) gaat de landsheer al in 1544 over tot het protestantse geloof. Na 1555 geldt in Duitsland de regel dat ‘van wie het land is, is ook de godsdienst’). Het graafschap vormt staatkundig in die periode een enclave in het verder r.-k. prinsbisdom Münster.

Veel Twentse protestantse voorgangers komen dan ook uit Duitsland (ook het graafschap Bentheim is protestant) waar zij een theologische opleiding hebben kunnen volgen.

De eerste gereformeerde voorganger in Enschede (en Losser) is Pibo Ovitius, over wie het stadsbestuur schrijft dat ‘sinne persoenn uns wel ansteet’ en dat zijn ‘praedicatione unde leerunge uns wohlgefellig’ zijn.

De predikanten doen hun werk vanuit de Grote Kerk, die in 1598 een protestantse kerk wordt. Het collatorschap – het recht kerkelijke benoemingen goed te keuren – blijft echter nog jaren in handen van r.-k. familie Van Loen. Ook de r.-k. kerkmeesters en de koster blijven in functie. Laatstgenoemde blijft elke middag om 12 uur het Angelus kleppen!

De verhoudingen liggen zodanig ingewikkeld dat de gereformeerde gemeente pas in 1633 kan worden geïnstitueerd.

De overgang naar het protestantisme houdt in dat alle huwelijken, ook die van andersdenkenden, voortaan in een gereformeerde kerk dienen te worden afgekondigd (en aanvankelijk ook gesloten). Alleen gereformeerden kunnen worden benoemd in overheidsambten. Onderwijzers dienen in het vervolg de protestantse belijdenisgeschriften te onderschrijven en aanvullende examens te doen.

Is in Enschede sprake van een aarzelende overgang naar het protestantisme; het  r.-k. geloof wordt echter in de praktijk  gedoogd, mits men er in het openbaar geen uiting aan geeft. In de Walstraat, aan Achter het Hofje en op Hof Espelo zijn in de loop van de eeuw schuilkerken; even over de grens (zoals in de Knalhütte) zgn. ‘kerkhuizen’, waar missen worden gelezen en sacramenten worden bediend.

In boerderij De Haimer in Twekkelo komen doopsgezinden bijeen, daaronder vluchtelingen uit Duitsland waar de Dertigjarige oorlog woedt. Vanaf 1631 mogen zij met toestemming van de Staten van Overijssel hun eredienst uitoefenen ‘in alle stilligheid en moderatie’. In de Achterstraat in Enschede (t.o. de huidige Menistenstraat) is een kamer ingericht als vermaning

De doopsgezinden kennen tot ver in de 18e eeuw geen daartoe opgeleide predikanten: hun diensten worden geleid door leken.