13. Onderwijs in de 17e en 18e eeuw

Oude-Markt-1973-scaled.jpg

Stadsgeschiedenis

In de 17e en 18e eeuw wordt aan kinderen tussen 6 en 12 jaar onderwijs gegeven in stads- en markescholen. De lesruimten zijn uiterst primitief: de deel van een boerderij, een woonkamer of desnoods een schaapskooi;  de werkplaats van een ambachtsman die daarnaast onderwijzer was. De lesruimte moet wel regenvrij zijn.

Voor verwarming moet worden betaald, of er moet turf worden meegenomen. Ook het schrijfmateriaal komt voor eigen rekening.

Het opleidingsniveau van de onderwijzers is laag; vaak wordt het geven van onderwijs gezien als bijverdienste van kosters of organisten. Ook oudere leerlingen worden ingeschakeld. Onderwijzers ontvangen hun loon in natura. Zij doen hun werk vaak tot op hoge leeftijd.  Een onderwijzer aan de Usselerschool moet zelfs dagelijks door de leerlingen in een ‘schoefkorre’ (kruiwagen) worden vervoerd.

Schoolmeesters dienen de gereformeerde religie aan te hangen.

In 1750 zijn er, naast de school in de stad, twee scholen in de Esmarke en scholen in elk van de buurschappen Boekelo, Usselo, Twekkelo, Broekheurne en Lonneker; daarna ook in Rutbeek en Driene.

Aan de noordzijde van de toren van de Oude Kerk wordt in 1645 de Torenschool gebouwd: een vrij kleine ruimte met een lemen vloer en een rieten dak. Er staat een katheder voor de onderwijzer en er zijn banken voor de leerlingen (tafels komen er pas na 1800). In 1780 wordt het schooltje vergroot door er een verdieping op te bouwen. De jongste leerlingen worden ‘beleerd’ in het benedenvertrek; de ‘bovenmeester’ gaf les ‘onder de pannen’.

Op de scholen wordt les gegeven in lezen, schrijven en rekenen. Daarnaast wordt geoefend in het opzeggen van het ‘Onze Vader’, de ‘Tien Geboden’, de ‘Twaalf Artikelen des Geloofs’ en de Heidelbergse Catechismus. Er worden ook geestelijke liederen gezongen. De plaatselijke predikanten oefenen toezicht uit op de kwaliteit van het onderwijs.

In het gewest Overijssel bestaan ook particuliere scholen, zgn. Franse of Frans/Duitse scholen, waar les wordt gegeven in vakken als boekhouden, talen, wiskunde en aardrijkskunde. Over het bestaan van dergelijke scholen in Enschede zijn geen gegevens.

Wel wordt in 1632 een Latijnse school opgericht onder leiding van een rector die tevens predikant is. De school is gevestigd in het vicarie- of rectoraatshuis (naar de voormalige St. Steffens vicarie), dat later deel gaat uitmaken van het stadhuis.

Latijnse scholen geven vakken als rechten, Latijn en theologie, ter voorbereiding op een universitaire studie. De school heeft bestaan tot 1813, maar wordt in 1816 weer opgericht, dan – ter wille van de handel – ook met de Franse taal als belangrijk vak.