43. De stad Enschede aan het begin van de 21e eeuw

Oude-Markt-1973-scaled.jpg
Stichting Historische Sociëteit Enschede-Lonneker» Stadsgeschiedenis» 43. De stad Enschede aan het begin van de 21e eeuw

Stadsgeschiedenis

In de voorgaande paragrafen is de geschiedenis van Enschede geschetst vanuit een groot aantal gezichtspunten. Doorslaggevend gedurende de periode vanaf 1750 is geweest de ontwikkeling van de textielnijverheid. Die ontwikkeling heeft vervolgens ook vele andere materiële en immateriële kenmerken van de Enschedese samenleving beïnvloed.

Uiteraard zijn ook invloeden ‘van buiten’, nationaal of internationaal, aan te wijzen.

Schaalvergrotings- en globaliseringsprocessen vinden al hun aanvang in de 19e eeuw, wanneer natiestaten tot stand komen, die op het punt van wetgeving, de invoering van een landelijke tijd, van een (decimaal) geldstelsel, de aanleg van wegen, het relatieve isolement van plaatselijke samenlevingen doorbreken.

Een overwegende invloed is die van de, als gevolg van een veelheid van technologische ontwikkelingen, sterk gewijzigde beleving van tijd en ruimte.

Zo worden stoomboten, stoomtreinen, fietsen en automobielen in de 20e eeuw vervolmaakt, opgevolgd of vervangen door modernere uitvoeringen. Het opkomend luchtverkeer geeft een aparte dimensie aan de toenemende mobiliteitsmogelijkheden. Telegraaf, telefoon, telex en fax worden aan het eind van de 20e eeuw onderdeel van een wereldwijd interactief datanet waarin de computer een hoofdrol speelt.

De langdurig overheersende positie van de textielindustrie met verwante bedrijfstakken heeft blijvende gevolgen gehad voor het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in Enschede. Tot op heden is dat niveau – in vergelijking met andere Nederlandse steden – laag. Bovendien zijn er te weinig hoger opgeleiden.

Vooral in de tweede helft van de 20e eeuw, maar ook al eerder, heeft de stedelijke overheid mede daarom getracht een keur aan onderwijsmogelijkheden aan te trekken. Dat streven is in hoge mate geslaagd: In Enschede is een vrijwel volledig spectrum aan onderwijsinstituten te vinden.

Hetzelfde geldt voor de gezondheidszorginfrastructuur en voor het palet aan culturele voorzieningen.

Tezamen vormen genoemde sectoren de basis voor de kennisintensieve en creatieve stedelijke samenleving, zoals die door het gemeentebestuur wordt beoogd.

De stedenbouwkundige structuur van de stad is – vooral in de periode na WO II – volledig gewijzigd. De aard daarvan is niet specifiek voor de stad,  maar is sterk beïnvloed door (internationale) opvattingen over stedenbouw: het tuindorp Pathmos is gevolgd door bv. de vaste patronen in de Wesselerbrink, de woonlandschappen in Stroinkslanden en Park Stokhorst, de bloemkoolstructuur van Helmerhoek, de ecologische waarden in Oikos en Ruwenbos.

De vuurwerkramp die de stad treft op 13 mei 2000, met 23 doden en de verwoesting van een volledige oudere stadswijk, is een tragisch gebeuren, dat nog een schakel toevoegt aan de reeks van rampen die Enschede in de loop van de eeuwen heeft getroffen.

De herbouw van de wijk, rond 2010 voltooid, wordt qua stedenbouw en architectuur breed  gewaardeerd. De wijk is, door middel van een zgn. ‘cultuurmijl’ aangesloten op de binnenstad.

De vorm van de eigenlijke binnenstad, ‘het ei’: ontstaan vanuit de vroegere omwalde nederzetting, is door de jaren gehandhaafd. Het gebruik ervan is echter geïntensiveerd, in hoofdzaak door uitbreiding van de winkel-  en horecafuncties.

Weer geheel conform de dan heersende opvattingen is het centrum in de tachtiger jaren van de 20e eeuw autoluw gemaakt en voorzien van kruip-door-sluip-door routes; rond de eeuwwisseling ligt het accent weer op ruimere verblijfsruimten.

De rol van Enschede als koopcentrum voor een zeer uitgebreide regio, voor een deel ook gelegen in Duitsland, is in de loop van de jaren minder groot gebleken dan wel gehoopt is.

In de 20e eeuw zijn de eerder verspreid gelegen afzonderlijke fabrieksterreinen vervangen door uitgestrekte bedrijventerreinen en afzonderlijke kantoorzônes. Zij zijn, overeenkomstig de dan breed gedeelde visie over een scheiding tussen wonen, werken en recreëren, gelegen buiten de directe woonbebouwing. Rond de eeuwwisseling blijkt de economische noodzaak van nieuwe bedrijventerreinen ter discussie te staan en worden veel kantoorgebouwen overbodig.

Locaties voor sport en recreatie volgen een eigen ontwikkeling, waarbij ingezet wordt op meervoudig gebruik.

Kerkgebouwen, die te midden van de bebouwing veelal een stedenbouwkundig accent vormen, verliezen steeds meer hun oorspronkelijke functie en worden zo mogelijk voor andere doeleinden bestemd.  De totstandkoming van een skyline met grootstedelijke allure, voorzien van een keur aan landmarks, een doelstelling van het gemeentebestuur op lange termijn, staat in het begin van de 21e eeuw onder druk, ook al gezien het feit dat de groei van de bevolking (nog niet die van het aantal huishoudens) tot stilstand is gekomen.

Zeker gedurende de laatste decennia doet zich – tegen de achtergrond van processen van globalisering – de noodzaak voor tot verregaande regionale samenwerking. Regio’s zoals Twente worden in dat verband in Europa vaak gezien als redelijk autonome eenheden met betrekking tot processen van productie, distributie en consumptie.

Bedoelde samenwerking vereist zeker het samen optrekken en wellicht ook het samengaan van gemeentelijke overheden. Pogingen om in  Twente een bestuurlijke regio met eigen bevoegdheden tot stand te brengen zijn in de tweede helft van de 20e eeuw om uiteenlopende redenen echter niet geslaagd. Een fusie van de gemeenten Enschede en Hengelo is, om vooral emotionele redenen, evenmin tot stand gekomen. Wel worden momenteel bepaalde gemeentelijke functies voor meer dan een gemeente tegelijk ontwikkeld (en vervolgens onder eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid uitgevoerd).

Te midden van alle beschreven ontwikkelingen tracht het gemeentebestuur van Enschede voor de stad een eigen, unieke, identiteit te handhaven en verder te ontwikkelen door middel van marketing en stadspromotie.

Een icoon als de voetbalorganisatie FC Twente ’65 (in 2010 kampioen van de Nederlandse eredivisie), is de stad daarbij behulpzaam. Ook de waardering voor het Orkest van het Oosten, een reisopera en voor de innovatieve ontwikkelingen aan en rond de Universiteit Twente dragen bij aan het gewenste beeld van StadEnschede (het merk is in 2005 ingevoerd, maar wordt niet consequent gebruikt).