Ontstaan van begraafplaatsen
Met ingang van het jaar 1829 werd het bij Koninklijk besluit verboden om overledenen te begraven in kerken. In plaatsen met meer dan duizend inwoners mocht ook niet meer begraven worden in de bebouwde kom, dus ook niet op kerkhoven rond die kerk. Napoleon had deze wet in Frankrijk al in 1804 ingevoerd en na de inlijving van Nederland bij Frankrijk werd die wet ook hier van kracht. Daarom moesten er nieuwe begraafplaatsen worden aangelegd.
Na het vertrek van de Fransen uit Nederland in 1813 werd er geen haast meer gemaakt met het stichten van nieuwe dodenakkers. Maar de toestand in kerken en kerkhoven liet hygiënisch gezien veel te wensen over, ook in Enschede. Bij Koninklijk besluit van 22 augustus 1827 werd de oude wet van Napoleon, zij het met enige wijzigingen, weer van kracht. Enschede heeft dan ook twee begraafplaatsen die gesticht zijn in 1829: de Stadsbegraafplaats en het Boerenkerkhof.
Er werd voor de stad Enschede een algemene begraafplaats aangelegd aan de Helweg, nu Espoortstraat, en voor de gemeente Lonneker een soortgelijke begraafplaats aan de Korte Stegge, nu Deurningerstraat. Deze laatste begraafplaats is beter bekend als het Boerenkerkhof. Beide begraafplaatsen werden in gebruik genomen in 1829 en waren bestemd voor overledenen van alle gezindten. Geheel juist was dit niet, want de stad Enschede had aan de Molenstraat al voor 1792 grond afgestaan voor het stichten van een joodse begraafplaats.
Vanaf 1861 kon Enschede pas beschikken over een rooms-katholieke begraafplaats (zie katholieke begraafplaatsen). Wel was er vanaf 1828 een parochiële begraafplaats in het dorp Lonneker naast de rooms-katholieke kerk.
De gemeenteraad besloot om met ingang van 1 november 1899 aan de Helweg (Espoortstraat) geen nieuwe graven en ook geen huurgraven meer uit te geven. Bijzettingen in bestaande graven bleven voorlopig mogelijk. Dit besluit werd genomen als gevolg van het gereedkomen van een nieuwe begraafplaats aan de Noord Esmarkerrondweg, de zgn. Oosterbegraafplaats.
Op 17 mei 1924 besloten B&W van Enschede de begraafplaats te sluiten. De laatste teraardebestelling had in 1921 plaatsgevonden. De poort bleef open om bezoekers de gelegenheid te geven de graven te blijven bezoeken. Toen de belangstelling afnam, werd de poort gesloten en ook het onderhoud werd minimaal. Verval en vandalisme kregen de overhand.
In 1996 nam de Historische Sociëteit het initiatief de begraafplaats te inventariseren. De nog aanwezige grafmonumenten werden gefotografeerd en er werd een omschrijving gemaakt van de toestand en de staat van onderhoud van elk grafmonument. Dit met het doel om bij de gemeente Enschede wat meer aandacht te vragen voor het verval van deze begraafplaats.
In het jaar 1998 bestond het tuinbedrijf Farwick honderd jaar. Als gebaar naar de inwoners van Enschede bood Farwick aan deze begraafplaats te renoveren wat betreft de beplanting en groenvoorziening. De grafmonumenten bleven buiten beschouwing. Hierna werd de begraafplaats heropend als buurtparkje.
Na deze actie is de Stichting Enschedese Historische Begraafplaats “De Espoort” opgericht, die zal trachten de middelen te verwerven om het onderhoud te continueren.
De stichting Enschedese Historische Begraafplaats de Espoort is inmiddels opgeheven en de gemeente Enschede draagt momenteel zorg voor het beheer en onderhoud van de begraafplaats.
In 2020 is de Bentheimer zandsteen poort en het gietijzeren hekwerk gerestaureerd.
Zie ook: Stadsbegraafplaats, Espoortstraat, Enschede (cultureelerfgoedenschede.nl)
Inventarisatielijst van de graven: Alfabetische lijst Numerieke lijst plattegrond SK
Enschede wilde een tweede begraafplaats aanleggen en kocht hiervoor een stuk heidegrond van 1.22.25 ha aan de weg naar Hengelo. Deze gronden werden gekocht van de Eschmarke. Het was een begraafplaats voor minvermogenden en voor mensen die op kosten van de gemeenschap begraven werden. Er waren geen eigen graven te koop, er waren uitsluitend kosteloze of huurgraven.
De man die hier als eerste begraven werd had als bijnaam de Kozak. Hij had onder Napoleon in Rusland gevochten. Kennelijk was hij die taal machtig, want toen de Kozakken op 18 november 1813 Enschede binnentrokken, begeleidde hij hen naar Deventer. Na zijn begrafenis werd de begraafplaats in de volksmond het Kozakkenkerkhof genoemd. Een echte Kozak is er echter nooit begraven. Na de opening van de Oosterbegraafplaats in 1899 is het Kozakkenkerkhof voor begraven gesloten. In 1911 werd van deze begraafplaats een plantsoen en speeltuin gemaakt met als naam Kozakkenpark.
Ook het zgn. Boerenkerkhof aan de Deurningerstraat raakte vol. Op 19 september 1923 maakt de gemeente Lonneker bekend deze begraafplaats te willen sluiten. In 1921 had de gemeente Lonneker immers de Westerbegraafplaats aan de Hengelosestraat al in gebruik genomen. Tegen de voorgenomen sluiting van het Boerenkerkhof kwamen 23 bezwaarschriften binnen en daardoor werd de sluiting uitgesteld tot 1954. De laatste begraving vond hier plaats in 1952.
Hetzelfde lot als de Stadsbegraafplaats trof ook het Boerenkerkhof: geen onderhoud, wel vandalisme en vernielingen. Af en toe leek het meer op een vuilstort. Druggebruikers en handelaren werden de vaste bezoekers.
Ook hier heeft de Historische Sociëteit gefotografeerd en geïnventariseerd.
Jarenlang zijn er besprekingen gevoerd met de gemeentelijke milieudienst voor een beter beheer. In 2001 kwam er beweging in de zaak: er kwam geld beschikbaar uit het Groenstructuur-Actieplan (GRAP) en vanuit Brussel. De werkzaamheden konden in 2003 starten en ook worden afgerond. Paden werden vernieuwd, struiken werden gesnoeid en opnieuw aangeplant. Het was een geweldige metamorfose en de begraafplaats werd een prachtig buurtparkje. Het onthullen van een kunstwerk gemaakt door Helga Kock am Brink was het sluitstuk van deze renovatie.
De werkgroep Boerenkerkhof van de wijkraad Lasonder-Zeggelt houdt samen met afdeling Stadsbeheer het onderhoud op peil.
zie ookInformatiegidsje
Inventarisatielijst van de graven: Alfabetische lijst Numerieke lijst plattegrond BK
https://www.findagrave.com/cemetery/2782120/boerenkerkhof
De gemeenteraad besluit op 7 oktober 1897 enkele percelen grond aan te kopen voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats. In de vergadering van 6 november 1898 wordt de aanleg en de beplanting gegund aan H.F. Hartogh Heijs van Zouteveen te Amersfoort. Op 17 februari 1899 wordt besloten tot het stichten van enkele gebouwen op de begraafplaats. In juli 1899 wordt de begraafplaats in gebruik genomen.
De uitbreiding van deze begraafplaats krijgt zijn beslag in 1923. De verwachting is dat er rond 1925 behoefte ontstaat aan meer grafruimte. Daarom worden er gronden tussen de begraafplaats en de spoorlijn naar Gronau toegevoegd. Deze uitbreiding van 3,6 ha wordt in 1926 in gebruik genomen en zo krijgt de begraafplaats een totale oppervlakte van ongeveer 12 ha.
In 1949 zijn er opnieuw uitbreidingsplannen, maar een nadere prognose wijst uit dat als men twee-diep gaat begraven en een sloot dempt, er niet eerder dan in 1970 gebrek aan grafruimte ontstaat. De raad besluit in 1980 dat het gewenst is om voorbereidingen te treffen voor de aanleg van één nieuw en goed uitgeruste algemene begraafplaats. Zo ver is het echter niet gekomen.
Er zijn zgn. keldergraven aangelegd: een betonnen kelder voor twee doden die afgesloten kan worden met een betonnen deksel. Ook zijn er, op verzoek van andere nationaliteiten, wandgraven gerealiseerd. Dit zijn muurnissen om een kist in te plaatsen. De nis wordt aan de voorzijde afgesloten met betonnen plaat en daar weer voor een marmeren naamplaat.
In 2006 zijn het bomenbestand en de beplanting bijna geheel vernieuwd.
Bij de samenvoeging van de gemeenten Enschede en Lonneker in 1934 houdt Lonneker op te bestaan en wordt de Westerbegraafplaats een Enschedese begraafplaats.
In 1940 worden de eerste stappen voor uitbreiding gezet. De benodigde gronden komen in 1944 in bezit van de gemeente. De directeur van de dienst Stadsplantsoenen en Begraafplaatsen krijgt in 1945 opdracht voorbereidingen te treffen voor de uitbreiding. Hiervoor wordt een krediet verleend van f 226.645. De uitbreiding komt gereed in 1949 en er is dan 6.68.67 ha toegevoegd. Er is gekozen voor een uitbreiding in een zakelijke stijl, strak en symmetrisch met rechte lijnen en vakken. Voor de noodzakelijke ophoging in verband met het grondwaterniveau is zand gebruikt dat is vrijgekomen uit het Twentekanaal. Nu is de begraafplaats dus 9 ha groot.
In 1958 en 1960 worden rapporten opgemaakt over de toekomstmogelijkheden van openbare begraafplaatsen. Op grond hiervan besluit de gemeenteraad op 30 mei 1960 de Westerbegraafplaats niet verder uit te breiden, geen nieuwe aula te bouwen, maar de bestaande aula te verbeteren door het aanbrengen van enige voorzieningen.
De begraafplaats biedt plaats aan meerdere geloofsovertuigingen door het aanwijzen van afzonderlijke vakken. Zo is er een rooms-katholiek deel, voorzien van een groot houten kruis. Verder is er een grafveld voor de liberaal joodse gemeenschap. Bovendien zijn er oude grafmonumenten geplaatst afkomstig van het Boerenkerkhof aan de Deurningerstraat.
Vermeldenswaard is nog dat het graf van burgemeester Stroink van Lonneker, ontworpen door de Haarlemse kunstenaar Vreugde, geadopteerd is door de Stichting Historische Sociëteit Enschede-Lonneker.
Enschede kon in 1861 pas beschikken over een rooms-katholieke begraafplaats. Tot dan werden katholieke inwoners begraven op de algemene begraafplaats. Door een schenking van de heer L.A.J. Niewenhuis kon op gronden aan de Gronausestraat (nu Espoortstraat) een rooms-katholieke begraafplaats worden aangelegd. Hiervoor moest eerst het kroegje Het Verrotte Kamizool worden gesloopt. De oppervlakte van deze begraafplaats was 72.20 are.
In 1922 heeft het rooms-katholieke kerkbestuur plannen om een nieuwe begraafplaats te stichten. Wanneer de oude begraafplaats zou worden gesloten, zou de grond in eigendom over moeten gaan naar de gemeente Enschede aangezien de begraafplaats inmiddels in de bebouwde kom is komen te liggen. Van rooms-katholieke zijde is men hiertoe bereid mits de gemeente Enschede medewerking wil verlenen. Er komt overeenstemming een begraafplaats aan te leggen tegen de Oosterbegraafplaats aan, aan de weg naar Glanerbrug, de Gronausestraat. B&W van Lonneker verlenen hiertoe in 1925 vergunning. Op 6 juli 1927 wordt de rooms-katholieke begraafplaats overgedragen. Bij aanleg is de oppervlakte 2.38.50 ha en in 1958 komt er een uitbreiding met 8700 m2.
De grond voor de aanleg van de begraafplaats is door de gemeente Enschede beschikbaar gesteld voor f 1, terwijl de koopwaarde van de grond f 32.197 is. Drainering en aanleg worden door de gemeente verzorgd. Als tegenprestatie wordt de oude begraafplaats aan de gemeente overgedragen in vrije eigendom, onder voorwaarde dat de begraafplaats gedurende twintig jaar na sluiting voor het publiek toegankelijk blijft. De nieuwe Rooms Katholieke begraafplaats (3 hectare) is in 1980 door de gemeente Enschede overgenomen. De begraafplaats is toen gesloten voor uitgifte van nieuwe graven, maar bijzettingen in bestaande graven vinden nog wel plaats.
De gemeente geeft kennis dat de oude begraafplaats in 1929 wordt gesloten. In 1961 wordt ze opgeheven en voorlopig als plantsoen ingericht. Voordat hier luxe-appartementen en vijftien dure eengezinswoningen worden gebouwd, worden de stoffelijke resten door een gespecialiseerd bedrijf opgegraven en elders herbegraven. Dit alles onder het toeziend oog van de milieupolitie. Over het terrein is tevens een ontsluitingsweg aangelegd naar het Gronausevoetpad.
Bij raadsbesluit van 5 mei 1931 draagt de gemeente Lonneker voor elke begraving f 10 bij in de kosten voor onderhoud en beheer. Deze bijdrage geldt uitsluitend voor begraving van een ingezetene, aldus B&W van Enschede (1 mei 1935). Deze bijdrage wordt per 3 mei 1954 verhoogd tot f 15.
Bedoeld wordt hier het Redemptoristenklooster, waar nu het verzorgings- en verpleeghuis Ariënshuis staat.
Het klooster van Collegium Josephium, gevestigd te Vaals, is in 1885 gesticht. Burgemeester en wethouders van Lonneker verlenen op 3 november 1922 vergunning voor het aanleggen van een begraafplaats op het terrein van het klooster. De kleine, omheinde begraafplaats is nog altijd aanwezig.
Burgemeesters en wethouders van Enschede verlenen vergunning voor de aanleg van deze begraafplaats in het klooster van de paters Kapucijnen op 27 december 1938. Bij de verkoop van het klooster in 1971 is de begraafplaats geruimd.
Bij besluit van B&W van Lonneker wordt op 31 januari 1930 toestemming verleend de begraafplaats te vergroten met perceel E 3530. Er mag echter niet begraven worden op een afstand van minder dan 50 meter van woningen.
Op verzoek van de vereniging besluit de gemeenteraad van Lonneker op 28 april 1930 om het plantsoen op het nieuwe gedeelte door de gemeente te laten aanleggen. De vereniging draagt zelf f 1000 bij. Als voorwaarde wordt gesteld dat indien er een lijk van gemeentewege begraven moet worden, dit op de begraafplaats van de gemeente geschiedt.
De gemeente draagt f 10 bij voor elke begraving, maar dit geldt uitsluitend voor ingezetenen. Met ingang van 3 mei 1954 verhoogt de gemeente deze bijdrage tot f 15.
Voor de aankoop van grond voor een verdere uitbreiding verstrekt de gemeente Enschede op 4 december 1954 een lening van f 5000, met een rente van 2,5%, af te lossen in tien jaar. De grond kost f 13.125 en de oppervlakte bedraagt 1.80.90 ha.
Bij besluit van 5 mei 1931 geeft de raad een bedrag van f 10 voor elke begraving als bijdrage in de kosten van onderhoud en beheer. De gemeenteraad van Enschede verhoogt die bijdrage tot f 15 op 3 mei 1954. De bijdrage geldt uitsluitend voor de begraving van ingezetenen.
Met ontheffing van het bepaalde in art. 16, 1e en 3e lid van de Wet op de lijkbezorging wordt bij besluit van Gedeputeerde Staten op 12 februari 1937 verdere uitbreiding toegestaan. Toegevoegd worden ongeveer 0.16.00 ha, waarvan geschat dat dit voor 25 jaar voldoende is.
Bij besluit van de gemeenteraad van Lonneker op 5 mei 1931 wordt voor elke begraving f 10 uitgekeerd als bijdrage aan de kosten van onderhoud en beheer. De gemeenteraad van Enschede verhoogt dit bedrag op 3 mei 1954 tot f 15, uitsluitend voor de begraving van ingezetenen.
In het boekje Parochie St. Jacobus de Meerdere te Lonneker, uitgegeven ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van deze parochie in 1987, staat: “Mede omdat het dorp een explosieve groei doormaakte in de zestiger jaren dreigde er ruimtegebrek op het kerkhof. Om overleden parochianen te kunnen blijven begraven werd besloten om een groot aantal (190) oude graven te ruimen. Naderhand is nog twee keer een gedeelte van de pastorietuin bij het kerkhof gevoegd. Een kerkhofreglement werd opgesteld waarin werd opgenomen dat het niet mogelijk was een graf te kopen. Een graf kan hoogstens voor een periode van 20 jaar worden gehuurd, hierna vervallen de rechten.”
Ook valt in hetzelfde boekje te lezen: “Aangezien de katholieken van Enschede eerst in 1861 een eigen begraafplaats kregen en wel aan de Gronausestraat (thans Espoortstraat) is het denkbaar dat in de periode 1829-1861 katholieken uit Enschede ter ruste zijn gelegd in Lonneker. Het klassieke voorbeeld is dat van pastoor G.J. Nieuwenhuis. Doordat het dodenboek van Lonneker van 1828-1953 nog niet is opgespoord kan slechts weinig gezegd worden over namen en aantallen. Hoogstens zou, aan de hand van registers van overlijden van de gemeente Lonneker een globale opstelling gemaakt kunnen worden.”
Hoewel Usselo al in 1845 een zelfstandige kerkelijke gemeente werd, werd de begraafplaats pas in 1879 aangelegd. Op 26 oktober 1879 verzocht het kerkbestuur een begraafplaats te mogen stichten. In het verzoek staat dat de heg nog niet de voorgeschreven hoogte heeft, maar dat daarin door een latwerk zou worden voorzien. De vergunning werd op 30 oktober 1879 door B&W verleend en op die dag werd als eerste op deze begraafplaats de heer Hermen Nijhuis begraven, bij leven wethouder van Lonneker. Hij had zich beijverd voor de totstandkoming van deze begraafplaats. De begraafplaats had bij aanleg een oppervlakte van 41.30 are. “Aangezien de grond voor dit kerkhof door koop was verkregen van de familie Hulscher, spreekt men in Usselo van “Hulschers kaamp (Stroink, Stad en land van Twente)”.
Omstreeks 1930 treedt gebrek aan ruimte op en de gemeenteraad gaat over tot grondruil met de Hervormde Gemeente. Hierdoor komt grond die bestemd was voor een weg langs de begraafplaats, beschikbaar voor uitbreiding van de begraafplaats en die wordt eigendom van de kerk. Zo wordt er 1.71.36 ha toegevoegd.
Ook de hervormde begraafplaats krijgt van gemeentewege een vergoeding van f 10 per begraving, die later verhoogd wordt tot f 15.
Al voor 1792 staat de gemeente Enschede grond af voor het aanleggen van een joodse begraafplaats aan de Molenstraat, toen nog Kerkhofsteeg en Amelinksteeg genoemd. De oppervlakte is 3.60 are. Een gedeelte van deze grond is in 1832 verkocht, of geruild met de gemeente, om grond te verwerven voor de bouw van een synagoge. Deze kwam aan de Achterstraat (nu Stadsgravenstraat).
Nadat in 1841 een nieuwe joodse begraafplaats aan de Kneedweg in gebruik is genomen, wordt er aan de Molenstraat niet meer begraven. In verband met het toenemende verkeer is het in 1912 noodzakelijk verbeteringen in de Molenstraat aan te brengen. De schutting om de begraafplaats wordt vervangen door een hek en langs de achterzijde wordt een trottoir aangelegd. Zo kan de rijweg verbreed worden. Omstreeks 1938 wil de gemeente Enschede de begraafplaats opheffen, maar er wordt geen overeenstemming bereikt met de Israëlitische gemeente. In 1947 lukt dat wel en de grond wordt aan de gemeente overgedragen voor f 1. De gemeente brengt op haar kosten de stoffelijke resten en grafmonumenten over naar de joodse begraafplaats aan de Noord Esmarkerrondweg. Dit alles gebeurt onder toezicht van een rabbi.
De Molenstraat zou zodanig worden ingericht dat in het plaveisel de plaats van de voormalige begraafplaats te herkennen viel. Aan die verplichting is echter niet voldaan. In 2016 heeft de SHSEL een herinneringsmonumentje voor deze joodse begraafplaats geplaatst. De toezegging van de gemeente kan daarmee worden beschouwd als te zijn nagekomen, zij het slechts op ons initiatief.
In 1840 doet de joodse gemeente pogingen grond te verwerven voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats, omdat aan de Molenstraat geen ruimte meer is. Zij verzoekt de gemeente Enschede om heidegrond die door verdeling van de Eschmarke aan de stad zou worden toebedeeld, voor aanleg van een begraafplaats beschikbaar te stellen. De raad van Enschede wijst dit af omdat zij meent dit niet te mogen doen voor het stichten van een bijzondere begraafplaats. De grond wordt publiekelijk verkocht.
Op verzoek van de heer Bijkerk van de Israëlitische gemeente zegt Z.M. de koning bij besluit van 20 februari 1841 een subsidie van f 100 toe voor het stichten van een nieuwe begraafplaats. Deze begraafplaats wordt aangelegd aan de Kneedweg en de eerste teraardebestelling geschiedt hier op 10 september 1841.
De oppervlakte is in eerste instantie 1580 m2. Burgemeester en wethouders van Lonneker beschikken op 12 juli 1872 afwijzend op een verzoek tot vergroting van de begraafplaats, omdat door uitbreiding de grond die aan de begraafplaats grenst niet meer bebouwd kan worden, wat voor de eigenaren nadelig is. In hoger beroep verlenen Gedeputeerde Staten op 6 februari 1873 toch toestemming en er wordt 2060 m2 toegevoegd. In 1922 ontvangen B&W van Enschede een verzoek om toestemming tot verdere uitbreiding. Dit wordt afgewezen, omdat de begraafplaats in de bebouwde kom is komen te liggen.
In 1928 wordt een nieuwe begraafplaats aan de Noord Esmarkerrondweg in gebruik genomen. Bij de overdracht van deze gronden stelt de gemeente als voorwaarde dat zo spoedig mogelijk tot sluiting van de begraafplaats aan de Kneedweg moet worden overgegaan. Uitsluitend naaste verwanten van daar begravenen mogen nog worden bijgezet.
Burgemeester en wethouders van Lonneker verlenen op 8 april 1927 vergunning voor de aanleg van deze begraafplaats en de eerste begraving vindt plaats in februari 1928.
De gemeenteraad besluit op 17 januari 1927 om de percelen E 749 en E 750, 19.700 m2 groot, met een waarde van f 34.144,50 aan de Israëlitische gemeente over te dragen en daarop een begraafplaats in te richten (drainage en plantsoen). In 1928 wordt nog f 100 beschikbaar gesteld voor verbreding van de inrit en in 1930 f 3200 voor vervanging van de beplanting die door strenge vorst verloren is gegaan. De oppervlakte ven het hele terrein bedraagt 1.97.00 ha.
In 2006 heeft er een renovatie plaatsgevonden voor de bomen en beplanting. Ook het metaheerhuis (lijkenhuis waar de overledenen ritueel worden gewassen voor de begrafenis) is gerenoveerd.
Blijdenstein
Een van de bekendste particuliere begraafplaatsen in Enschede is die op de Lonnekerberg. Hier bevindt zich op eigen grond het graf van de fabrikantenfamilie Blijdenstein. Op 24 december 1895 verleende het gemeentebestuur de heer A.J. Blijdenstein vergunning voor het aanleggen van een grafkelder op het hoogste punt van de Lonnekerberg. Diverse familieleden zijn er begraven.
Van Heek
Op 28 februari 1919 krijgt Ludwig van Heek vergunning voor het aanleggen van een grafkelder op het Hofmeijer aan de Haverrietweg, voor hemzelf en zijn familieleden, op eigen grond.
Scholten-van Heek
Mevrouw W.M. Scholten-van Heek krijgt op 7 februari 1962 vergunning voor de aanleg van een familiegraf op het Sybrook aan de Oldenzaalsestraat voor het op eigen grond begraven van familieleden.
Othmar ten Cate
Op het landgoed Den Kotten heeft zich het graf bevonden van Othmar ten Cate en zijn vrouw Hermina Hoedemaker. Othmar was de eerste burgemeester van Lonneker. Hij overleed op 25 juni 1815, Hermina Hoedemaker op 3 februari 1784. Zij waren de bewoners van de villa De Kotten. In verband met het slopen van de villa en het bouwen van flats zijn de stoffelijke resten en het grafmonument in 1962 overgebracht naar de Westerbegraafplaats.